Ik zeg altijd: Houd je gist happy! Zonder voldoende luchtaanvoer en voedingsstoffen kan gist ongewenste bijproducten produceren die een goede wijn kunnen vernietigen.
Tijdens de primaire fermentatie draait alles om een goed werkende gistcultuur. Of je nu net begint of al jaren zelf wijn maakt — als je gist niet goed op gang komt, kun je de kwaliteit van je hele batch vergeten. Het komt aan op lucht, temperatuur en vooral: voeding. Zonder die drie wordt het rommelig. Denk aan nare geuren, een stilgevallen fermentatie of een wijn die gewoon niet meer lekker wordt.
Gist en zuurstof: wanneer wel, wanneer niet?
In de eerste dagen van het fermentatieproces is een beetje zuurstof juist behulpzaam. Gist kan zich aanpassen: het werkt zowel met als zonder zuurstof. Tijdens anaerobe ademhaling zet het suikers om in alcohol en CO₂. Maar als er wél zuurstof aanwezig is, kan gist via aerobe ademhaling alcohol en zuurstof omzetten in CO₂ en water. Die fase helpt om de gistpopulatie stevig te laten groeien.
Een goede zuurstoftoevoer in het begin stimuleert de groei van de gist. Maar als dat uitblijft, gaat het mis. Dan ontstaan zwavelverbindingen, zoals waterstofsulfide — verantwoordelijk voor die beruchte rotte-ei-geur. Met wat lucht kun je dit vaak nog corrigeren. Laat je het echter zitten, dan krijg je mercaptanen: een geur van verbrand rubber of knoflook, die bijna niet meer te verwijderen is.
Dit soort ongewenste geuren wijst op reductie — een zuurstofarm fermentatieproces dat de geur en smaak van je wijn aantast. In veel gevallen verdwijnt lichte reductie vanzelf als de wijn zuurstof krijgt bij het overpompen of ponsen. En als je handig bent: er bestaat inmiddels ook een “punch buddy” die het werk eenvoudiger maakt.
De juiste voedingsstoffen: het fundament van actieve fermentatie
Gist heeft stikstof en aminozuren nodig om soepel te blijven werken. In de wijnwereld meet men vaak de YAN-waarde (Yeast Assimilable Nitrogen) vóór de fermentatie. Op basis daarvan bepaal je hoeveel extra stikstof nodig is. Meestal gebeurt dat met diammoniumfosfaat (DAP). Sommige producenten kiezen daarnaast voor mixen met gistwanden en aminozuren, zoals Fermaid K — een product dat in de praktijk betrouwbaar is gebleken.
Ook re-hydratatievoeding zoals Go-Ferm kan nuttig zijn. Daarmee geef je de gist een goede start voordat je die aan de most toevoegt. Doe je dit niet, dan raakt de gist sneller gestrest. Gevolg: weer die zwavelgeur, of in extreme gevallen zelfs azijnvorming. Een uitgeputte gistkolonie kan bovendien halverwege stoppen met werken — terwijl er nog genoeg suiker is.
Voed je de gist, doe dat dan vroeg. Als de fermentatie voor een derde of de helft is voltooid, is het tijd om te stoppen. Laat je op dat moment nog restsuiker of stikstof achter in de wijn, dan geef je later ruimte aan ongewenste bacteriën tijdens de rijping.
Temperatuur: de stille beïnvloeder
De temperatuur van de most bepaalt veel meer dan je denkt. Gist werkt goed tussen de 15 en 27 graden Celsius, maar de ideale waarde hangt af van je doel. Bij te lage temperatuur vertraagt alles. Bij te hoge temperatuur ontstaat er stress — en dan herhalen zich dezelfde problemen als bij een tekort aan lucht of voeding.
Voor kleine batches gebruik ik zelf graag een zaadverwarmer of een simpele kachel. Als het te warm wordt, koel ik af met ingevroren flessen van twee liter. Check de temperatuur dagelijks — tijdens de piekfase genereert de gist zelf ook extra warmte.
Temperatuur is niet alleen technisch belangrijk, het beïnvloedt ook de stijl van je wijn. Koel fermenteren levert frissere, fruitige aroma’s op. Warm fermenteren zorgt voor rijkere smaken, maar kan aroma’s dempen. Kies een gist die aansluit bij de temperatuur die je voor ogen hebt.
Hydratatie en giststarter: beter dan strooien
Ik strooi gist zelden direct op de most. Een goede starter maken is niet ingewikkeld en levert veel op.
Los Go-Ferm op in warm water (ongeveer 40 °C). Voeg je gist toe. Zodra het mengsel begint te borrelen, voeg je een kleine hoeveelheid most toe. Daarna verhoog je stapsgewijs het volume — elke 10 à 15 minuten voeg je wat meer most toe.
Als de starter actief is en qua temperatuur binnen zo’n 10 °C zit van je wijnmost, kun je het geheel toevoegen. Mengen is nog niet nodig. Wacht tot de fermentatie vanzelf begint. Start de most rond de 20 tot 23 °C. Zodra het bubbelen echt begint, kun je eventueel bijsturen richting je gewenste temperatuurprofiel.
Veelgestelde vragen
Hoe weet ik of mijn gist goed functioneert?
Een actieve gist produceert binnen 24 tot 48 uur bubbels, schuim of een duidelijke geurverandering. Blijft dit uit, controleer dan temperatuur, voeding en zuurstof.
Is zuurstof nu goed of slecht tijdens fermentatie?
In het begin helpt zuurstof om de gistkolonie op gang te brengen. Na de eerste fase wil je juist zuurstof vermijden om oxidatie te voorkomen.
Welke temperatuur is ideaal voor fermentatie?
Tussen de 15 °C en 27 °C, afhankelijk van het type wijn en het gewenste aroma. Koel geeft frissere tonen, warmer zorgt voor vollere smaken.
Wanneer moet ik stoppen met het toevoegen van voedingsstoffen?
Stop met voeden zodra de fermentatie voor een derde tot de helft voltooid is. Daarna verhoog je het risico op bacteriegroei als er nog reststoffen aanwezig zijn.
Hoe maak ik een goede giststarter?
Hydrateer je gist in warm water met een re-hydratatievoeding zoals Go-Ferm. Voeg steeds kleine hoeveelheden most toe tot de starter actief borrelt en op temperatuur is.